Over schrijven, vulpennen en potloden

door Peter Malaise

Ik moet in mijn kinderjaren nog geschreven hebben met ijzer-gallus-inkt. Ik herinner me alleszins een bijzondere, ijzerachtige geur die opsteeg uit de inktpot die we toen nog in onze bank in de klas hadden zitten. In het begin – dat moet rond 1953 geweest zijn – hadden wij niet eens vulpennen, maar stalen pennen in een penhouder; de punt werd in de inkt gedoopt en herdoopt als het schrijven niet vlot meer ging. Een vulpen, dat was een luxe-object, zoals een horloge, dat kreeg je voor je plechtige communie, of voor een verjaardag, of met Kerstmis.

Het was hoe dan ook een morsige gebeurtenis, het schrijven, niet alleen door onze onhandigheid, maar het schrijven met een pen die in de inkt werd gedoopt was altijd een vieze-vingeren-avontuur. Op de slechte kwaliteit papier van de schoolschriften werd er duchtig gekrast, er werd in gehaakt en er werden vlekken op gemaakt. Voor de linkshandigen was het een nachtmerrie, want die zaten constant met de mouw van hun trui of vest in het zojuist geschrevene, waarvan de inkt nog nat was. Schoolgaande kinderen en jongeren, maar ook volwassenen die in de administratie werkten hadden steevast morsige vingers. Een pennelapje en vloeipapier moest je sowieso altijd bijhebben. Mee op verplaatsing nemen kon je een dip-pen niet zomaar, dan had je bovendien ook een inktpot nodig, en zeep om je handen te wassen. Toen de vulpennen verschenen – ze bestonden al van vóór de eerste wereldoorlog, maar bij ons braken ze pas eind de vijftiger jaren door – waren we maar wat blij dat dat gedoe met inktpot, pennelapje, vloeipapier en handen wassen in grote mate voorbij was. Niet helemaal, want de toenmalige vulpennen werkten meestal met een inwendig rubberen peertje als reservoir. Dat was vrij klein, je moest dus regelmatig uit een glazen inktpot navullen. Die vulpennen lekten nog af en toe en de dichtingen waren niet eerste klas, dus werd er nog altijd gekliederd. Het gebeurde ook regelmatig dat een pen in je binnenzak ging lekken en door de toenmalige inkt was dat geen lachertje.

Heel in het begin was het zoals gezegd nog ijzer-gallus-inkt. De oorspronkelijke samenstelling daarvan was een oplossing van blauwhout – het tropische Campeche-hout – en een oplossing van ijzerzouten en eikengallen-extract. In eikengallen – dat zijn de knobbels of bulten die door insecten worden veroorzaakt en die je in de lente of vroege zomer aan de onderkant van eikenbladeren ziet verschijnen – zit galluszuur, en als dat gemengd met ijzerzouten aan de lucht wordt blootgesteld verkleurt het snel naar een diepzwart. Het blauwhout dient alleen maar om de inkt tijdelijk voldoende zichtbaar te maken, tot die oxydatie plaatsvindt.

Nu heeft die ijzer-gallus-inkt één groot nadeel: hij is – zeker in de oude samenstelling – behoorlijk zuur en tast pennen aan. Vulpennen moeten regelmatig schoongemaakt worden om te blijven schrijven. Wat erger is, is dat die ijzer-gallus-inkt wel heel lichtstabiel en waterbestendig is – volgens schattingen zou hij makkelijk 300 jaar meegaan – maar dat hij ook het papier aantast. Hij vreet zich letterlijk doorheen het papier. Zo zijn de handgeschreven partituren van Johann Sebastian Bach het laatste decennium moeten gerestaureerd worden omdat ze dreigden uit elkaar te vallen.

Ik herinner mij vaag mijn eerste vulpennen, onder andere een Sheaffer rond mijn plechtige communie, maar vooral de nieuwsoortige inkt waar we toen mee schreven: “Bleu Royal”, een helblauw dat ik altijd bijzonder lelijk heb gevonden en waarvan ik een intuïtieve afkeer had. Het heeft mij uiteindelijk ook van de vulpen afgehaald. Zoals de meeste mensen uit die jaren gingen we met balpennen schrijven, niet met zo’n ouderwetse vulpen. Balpennen waren vlak na de tweede wereldoorlog nog een innovatie.
Evenzeer onbewust heb ik schrijven met balpennen nooit echt kunnen appreciëren en later in mijn leven ben ik meer met potlood en vulpotlood gaan schrijven. Ik moest beroepshalve nogal wat reizen en een balpen is dan geen optimaal instrument: ze schrijft niet als het moet, niet in alle omstandigheden en als het niet hoort wordt ze vlekkerig. Een potlood schrijft in alle posities en lekt nooit. Als je in een vergadering zit kan je gebuur je met potlood geschreven nota’s nauwelijks lezen, heb ik ontdekt.

Later ben ik tot de vulpennen teruggekeerd. Die waren technisch ook steeds beter geworden, zeker na het verschijnen van inktpatronen en van converters, inwendige pompjes waarmee je inkt kan optrekken zonder kliederen. Het is dan nog een tijd zoeken geweest naar de meest optimale inkt. Dat is geen ijzer-gallus-inkt meer – alhoewel die nog verkrijgbaar is – maar een hybride inkt met een blauw-zwarte kleur. Dus niet meer het schelle “Bleu Royal” dat er voor mijn aanvoelen altijd goedkoop en protserig uitzag. Het geschrevene heeft na drogen een grijsblauwe kleur die erg bescheiden is en redelijk waterbestendig. Met de moderne inktvullingen moet je geen inktpot meer meeslepen – alhoewel ik die in mijn kantoor nog wel gebruik – en met een kwalitatieve moderne vulpen heb je ook geen lekkage meer. Wat mij opvalt is dat het schrijven met een vloeibaar medium  zoals vulpeninkt iets heeft wat andere media niet hebben. Op de een of andere manier gaat het vlotter, alsof je creativiteit gestimuleerd wordt door met een vulpen en inkt te schrijven.

Door EraserGirl – Eigen werk, CC BY 2.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=40835660

Een laatste punt is het schriftbeeld. Met een ouderwetse pen en dito inkt was een geschreven tekst altijd wat onregelmatig in densiteit (zie de foto hierboven, een oude dip-pen in een penhouder en een stukje handgeschreven tekst uit 1925). Dat geeft een aparte dynamiek aan het schriftbeeld, je kan bijna de bewegingen zien die bij het schrijven gemaakt werden. Het heeft wat van de penseelstreken van een kunstschilder, die ook heel persoonlijk zijn.
Ik heb meerdere jaren met zwarte vulpeninkt geschreven om toch maar van dat “Bleu Royal” verlost te zijn, maar dat was op termijn niet bevredigend omdat het zo… zwart, regelmatig en dood was. Nu, sinds ik goede vulpennen en de juiste inkt herontdekt heb, zoek ik soms naar een aanleiding om te kunnen schrijven, hoe gek dat ook klinkt. Vermoeiend is het helemaal niet, het lijkt wel alsof je een vloeibaar medium nodig hebt om je creativiteit optimaal tot haar recht te laten komen. Vulpen en potlood, ik heb ze altijd binnen handbereik op de plekken waar ik werk.

De handgeschreven kladversie
CC BY-NC-ND 4.0

De kladversie van deze tekst werd uiteraard met een vulpen geschreven, en daarna op de computer uitgetikt. Ik heb niks tegen computers, maar alles vóór vulpen en potlood!